Menu Sluiten

Welk beleid kiezen voor het langetermijnbeheer van radioactief radiumhoudend afval?

De historische radiumverontreiniging bij Umicore in Olen

De historische radiumproductie bij Umicore in Olen heeft geleid tot geconcentreerde en verspreide radiumverontreinigingen op en rond de site. Sinds de stopzetting in de jaren zeventig werden verschillende saneringen uitgevoerd en opslaginstallaties voor radiumhoudende materialen gebouwd.

Vandaag is de situatie veilig, maar de levensduur van de opslaginstallaties is eindig en in de toekomst zullen ze ontmanteld moeten worden. Daarnaast zullen ook een aantal stortplaatsen en fabrieksterreinen gesaneerd moeten worden.

Nood aan een eindbestemming

De overgrote meerderheid van de radiumhoudende materialen houdt geen of een verwaarloosbaar radiologisch risico in, maar een beperkt deel ervan zal in de toekomst wel als radioactief radiumhoudend afval beheerd moeten worden. Dit specifiek afval blijft nog gedurende tienduizenden jaren radioactief en moet al die tijd afgeschermd worden van mens en milieu.

Daarom is er nood aan een eindbestemming voor dit afval, zodat de veiligheid van de komende generaties gegarandeerd blijft zonder dat de verantwoordelijkheid op hun schouders valt. Een belangrijke stap die hiervoor gezet moet worden, is het vastleggen van een beleidskader om een definitieve beheeroplossing voor het radioactieve radiumhoudende afval mogelijk te maken.

Een korte terugblik

In 1922 werd de productie van de radioactieve stof radium in Olen gestart. Dit radium werd geproduceerd uit uraniumertsen, afkomstig van mijnen uit toenmalig Belgisch-Congo (nu Democratische Republiek Congo).

In het begin van de 20e eeuw waren radioactieve stoffen nieuw voor de wetenschap. Heel wat gerenommeerde wetenschappers verdiepten zich in de materie en voerden onderzoek naar de eigenschappen en de mogelijke toepassingen van onder andere radium. Zo werd radium bijvoorbeeld gebruikt voor lichtgevende verf in klokken en horloges. Radium werd ook ingezet voor de behandeling van kanker en bovendien dacht men dat het een aantal genezende eigenschappen bezat. Later werden de gezondheidsrisico’s van radium bekend en werden er andere radionucliden geproduceerd die geschikter waren voor de behandeling van kanker.

Start van de productie

Nadat de aanwezigheid van radium in uraniumertsen in toenmalig Belgisch-Congo ontdekt werd, volgden initiatieven om het radium hieruit te isoleren. Dat gebeurde in Olen door de vroegere Société Générale Métallurgique de Hoboken. De productie van radium startte er in 1922 en werd vroeg in de jaren zeventig definitief stopgezet.

In totaal werd daar in 50 jaar tijd een tweetal kilogram radium geproduceerd, de helft van alle radium dat in die periode wereldwijd geproduceerd werd. Voor alle toepassingen met radium is slechts een héél kleine hoeveelheid nodig omdat de stof zo radioactief is. Deze productieactiviteiten hebben geleid tot geconcentreerde radiumverontreinigingen, hoofdzakelijk in de productie-installaties en op stortplaatsen, en tot verspreide radiumverontreinigingen op en buiten de site van Umicore.

Overzicht van de verontreinigde plaatsen

Vandaag zijn er drie opslaginstallaties voor radioactieve radiumhoudende materialen op de site van Umicore in Olen. Ze zijn alle drie vergund door de veiligheidsautoriteit FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle). Daarnaast zijn er twee historische stortplaatsen met radiumverontreiniging. Zowel de opslaginstallaties als de stortplaatsen vallen onder de verantwoordelijkheid van Umicore. Hoe zijn deze er gekomen en welke materialen liggen er in opgeslagen?

De opslaginstallatie Umtrap (Uranium mill tailings remedial action project) werd gebouwd na de ontmanteling begin jaren tachtig van de gebouwen en installaties die gebruikt werden voor de radiumproductie. Hierin bevinden zich onder andere radiumrestanten en resten van uraniumerts, afkomstig van de productieketens. Verder bevindt er zich ook een grote hoeveelheid verontreinigde grond.

Tijdens de radiumproductie werd er afvalwater geloosd in de beek de Bankloop. Daardoor waren de oevers onder andere verontreinigd geraakt met radium. Deze werden gesaneerd in 2007-2008 en de verontreinigde grond werd overgebracht naar een nieuwe opslaginstallatie: de Bankloopopslag.

In 2013 werd een derde opslaginstallatie opgetrokken: LRA (Laag Radioactief Afval). Deze wordt gebruikt voor de opslag van verontreinigde grond die verwijderd werd tijdens infrastructuur- en saneringswerkzaamheden op de site van Umicore.

De stortplaats S1 (bekend als Bruine berg), geëxploiteerd van 1925 tot 1955, bevindt zich op de site van Umicore en bevat resten van de productie van non-ferrometalen en slib dat later met radium verontreinigd bleek te zijn.

De stortplaats D1, geëxploiteerd van 1955 tot circa 1965, bevindt zich net naast de site van Umicore en is afgesloten voor het publiek. Deze bevat ook resten van de productie van non-ferrometalen en bouwpuin dat later met radium verontreinigd bleek te zijn.

Verder zijn er elders op de site en in de omgeving ook nog enkele zones met heel beperkte radiumverontreinigingen.

Veiligheid centraal

Mens en milieu moeten te allen tijde beschermd worden tegen de risico’s van radioactiviteit of ioniserende straling. Dat is ook zo voor de radioactieve radiumhoudende materialen die zich bevinden in de drie opslaginstallaties en op de twee stortplaatsen bij Umicore.

De drie opslaginstallaties zijn vergund door de veiligheidsautoriteit FANC, dat bevoegd is voor de vergunning en controle van de nucleaire installaties. Het FANC voert punctuele inspecties ter plaatse uit om na te gaan of de vergunningsvoorwaarden voor de opslaginstallaties gerespecteerd worden. Ook Umicore zelf volgt de toestand van de drie vergunde opslaginstallaties op, door zowel metingen als fysische controles te laten uitvoeren.

Radiologisch toezicht

Het FANC staat ook in voor het algemeen radiologisch toezicht op het hele Belgische grondgebied via verschillende programma’s en meetnetwerken. Daaronder valt uiteraard ook de site van Umicore in Olen, die dus constant gemonitord wordt. Jaar na jaar tonen de resultaten van de programma’s van het FANC en Umicore aan dat de radiologische impact van de radiumverontreiniging in Olen beperkt is en zonder gevaar voor mens en milieu.

Waarom moet radioactief afval een definitieve eindbestemming krijgen?

Mens en milieu moeten niet alleen vandaag maar ook op langere termijn beschermd worden tegen de risico’s van radioactief afval. Opslaginstallaties bieden geen garantie voor veiligheid op die lange termijn, ze hebben een beperkte levensduur en zouden op het einde ervan telkens vervangen moeten worden.

Het afval blijvend opslaan aan de oppervlakte gaat in tegen alle internationale veiligheidsstandaarden. Niemand weet hoe de maatschappij of de omgeving zal evolueren, denk maar aan oorlogen of klimaatveranderingen. Daarbovenop zou elke nieuwe generatie opnieuw opgezadeld worden met het beheer van het afval. Dat is in strijd met het principe om geen onnodige lasten door te schuiven naar toekomstige generaties.

Voor het langetermijnbeheer van radioactief afval zijn we dus verplicht om een passief bergingssysteem te ontwikkelen, dat na de volledige afsluiting de bescherming van mens en milieu verzekert zolang het afval een risico inhoudt. Passief betekent dat na een bepaalde periode de mens niets meer hoeft te ondernemen om de veiligheid te garanderen. De berging van radioactief afval is dus bedoeld als eindbestemming van het afval.

Nood aan een eindbestemming

Er bestaan meerdere types bergingsinstallaties, zowel aan de oppervlakte als tientallen meters onder de grond tot zelfs honderden meters diep in een geschikte geologische laag. Het basisprincipe blijft hetzelfde: het radioactieve afval wordt geplaatst in een bergingsinstallatie, waar meerdere barrières het afval afzonderen en de radioactieve stoffen insluiten. Voor welk type berging er gekozen wordt, hangt af van twee factoren: het activiteitsniveau en de levensduur van het afval.

Het radioactieve radiumhoudende afval in Olen is vrij uniek: het gaat voornamelijk over afval dat laagactief en langlevend is. Dat betekent dat het een vrij laag radiologisch activiteitsniveau heeft maar wel gedurende tienduizenden jaren een risico vormt. Vandaag bestaat er nog geen beleid voor dit type afval, maar dat neemt niet weg dat er op termijn nood is aan een definitieve eindbestemming ervoor.

Geen optie

Het is uitgesloten dat het radioactieve radiumhoudende afval naar de oppervlaktebergingsinstallatie in Dessel zou gaan. Deze vorm van berging is enkel bedoeld om kortlevend radioactief afval te bergen dat gedurende enkele honderden jaren een radiologisch risico inhoudt. Je kan er dus geen afval bergen dat gedurende tienduizenden jaren afgeschermd moet worden.

In theorie zou het radioactieve radiumhoudende afval naar een diepe berging kunnen gaan. Een diepe berging gebeurt in een bergingsinstallatie enkele honderden meters onder de grond in een geschikte geologische laag. Deze vorm van berging is bestemd voor het hoogactieve en langlevende afval afkomstig van de kerncentrales en andere nucleaire toepassingen. Dit type afval houdt veel grotere risico’s in met een activiteitsniveau dat tot honderdduizend maal hoger is dan het grootste deel van het radioactieve radiumhoudende afval.

Diepe berging voor het radioactieve radiumhoudende afval zou een buitensporige maatregel zijn, die niet in verhouding staat tot de beperkte risico’s ervan. Daarbovenop zijn de afvalvolumes van het radioactieve radiumhoudende afval, geschat op zo’n 30.000 m3, veel groter dan die van het hoogactieve en langlevende afval dat diep geborgen moet worden. Diepe berging zou daardoor hoge extra kosten met zich meebrengen en een diepe bergingsinstallatie sterk uitbreiden. Daarom wordt aan een andere oplossing gedacht.

Een andere manier

In het belang van de samenleving is het nodig om de juiste oplossing te kiezen voor het gestelde probleem. Met andere woorden, de geleverde inspanningen moeten in verhouding staan tot de risico’s die zich stellen. Dat is de essentie van veilig en verantwoord beheer. Er wordt dus gekeken naar een andere manier dan diepe berging om het radioactieve radiumhoudende afval veilig en voorgoed te bergen.

Daarom schuift NIRAS (de Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen) in haar ontwerpplan het concept van een ondiepe berging naar voren, in lijn met de internationale praktijk voor soortgelijk radioactief afval. De algemene principes voor een ondiepe berging liggen vast en worden door het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) erkend en aanbevolen als beheeroplossing voor dit soort afval.

Wat wordt er juist bedoeld met ondiepe berging?

Bij ondiepe berging wordt het radioactieve afval geplaatst in een installatie tot enkele tientallen meters onder de grond, buiten het bereik van de gewone menselijke activiteiten. Meerdere barrières zonderen het afval af en sluiten de radioactieve stoffen in.

Een ondiepe berging is een oplossing die zich situeert tussen berging aan de oppervlakte en berging op grote diepte (enkele honderden meters diep). Ondiepe berging wordt internationaal toegepast als beheeroplossing voor laagactief langlevend afval. Afhankelijk van het activiteitsniveau van het te bergen afval kan de diepte variëren van een tiental meter tot vele tientallen meters. Door de berging voldoende diep te realiseren wordt het risico van menselijke indringing afdoende beperkt, ook wanneer de kennis over de berging in de verre toekomst verloren gegaan zou zijn.

Financiering

De kosten verbonden met een ondiepe berging zijn op dit moment nog niet becijferd. Omdat het beleid hiervoor nog niet vastgelegd is, zijn er nog veel onbekende factoren, zoals de locatie, het ontwerp en de uitvoeringstermijn. De komende jaren zal NIRAS werk maken van het berekenen van het kostenplaatje voor de ondiepe berging, mits dit als beleidskeuze gemaakt wordt. Daarnaast zullen er ook besprekingen gevoerd moeten worden over de financiële mechanismen om deze kosten te dekken.

schets_ondiepeberging_smaller
Schets_Ondiepe_Berging_V005
schets_ondiepeberging_smaller
Schets_Ondiepe_Berging_V005

Volgende stappen

De eerste stap is het bepalen van het beleid voor het radioactieve radiumhoudende afval. Wanneer de beleidskeuze voor ondiepe berging gemaakt zou worden, zullen er nog heel wat stappen doorlopen moeten worden vooraleer er effectief begonnen kan worden aan de bouw. Zoals het bepalen van de exacte locatie en diepte, het uitwerken van een volledig technisch ontwerp, het aantonen van de technische uitvoerbaarheid, het opstellen van een veiligheidsdossier, het aanvragen en bekomen van de nodige vergunningen, etc. Het is een proces dat enkele tientallen jaren in beslag zal nemen en waarbij er ruimte zal zijn voor participatie.

Welk radioactief afval kan naar een ondiepe berging?

De historische radiumproductie heeft geleid tot grote volumes radiumhoudende materialen, waarvoor een definitieve beheeroplossing gevonden moet worden. Een heel belangrijk aspect bij de sanering van de site is het beperken van de hoeveelheden radioactief afval. Mee daarom zullen er grondige metingen gebeuren om de radioactief besmette materialen zo goed mogelijk te scheiden in verschillende fracties, afhankelijk van hoe ze op lange termijn het best beheerd worden.

De overgrote meerderheid van de radiumhoudende materialen houdt wegens zijn laag activiteitsniveau geen radiologisch risico in en moet niet als radioactief afval beheerd worden. Deze materialen zijn evenwel chemisch verontreinigd en houden wel andere milieu- en gezondheidsrisico’s in. Daarom zullen ze ook overgebracht worden naar een saneringsberging, een technische stortplaats voor industrieel afval, waar ze volledig geïsoleerd worden van de buitenwereld.

Verschillende fases

Enkel een deel van de radiumhoudende materialen uit de opslaginstallatie Umtrap en een klein deel van de stortplaats D1 zal als radioactief radiumhoudend afval beheerd moeten worden. Daar komen naar verwachting nog heel beperkte hoeveelheden uit stortplaats S1 en van verspreide verontreinigingen op het fabrieksterrein bij. In totaal gaat het om zo’n 30.000 m3 radioactief radiumhoudend afval dat naar een ondiepe berging zou moeten gaan. Dit vormt maar enkele procenten van de totale hoeveelheid radiumhoudende materialen.

Bedoeling is dat de bouw van de ondiepe bergingsinstallatie gefaseerd verloopt. In een eerste fase zou het radioactieve radiumhoudende afval afkomstig van de historische stortplaatsen geborgen worden. Zo kan er ook werk gemaakt worden van de definitieve sanering van deze plaatsen. Pas in een latere fase zou het afval van de opslaginstallatie Umtrap aan bod komen.

Ander afval

NIRAS zal ook bekijken of de ondiepe berging plaats zou kunnen bieden aan radioactief radiumhoudend afval dat vandaag bij Belgoprocess in Dessel tijdelijk opgeslagen ligt. Daarbij gaat het over restanten van de ontmantelingsoperaties die in de jaren zeventig en tachtig op de site in Olen plaatsgevonden hebben of over ander afval dat vergelijkbare radiologische karakteristieken heeft. Sowieso zal het gaan om heel beperkte hoeveelheden afval, dat minder dan één procent van het totale afval voor ondiepe berging uitmaakt.

Waarom wordt er gekeken naar een lokale oplossing voor ondiepe berging?

De radiumproblematiek in België is een lokale problematiek: ze vindt haar oorsprong in de vroegere activiteiten van Umicore en beperkt zicht tot de gemeente Olen.

Het lokale aspect van de historische radiumproductie en -verontreiniging vormt een van de belangrijkste argumenten om de voorkeur te geven aan een lokale ondiepe berging. Er zal in ieder geval een keuze moeten gemaakt worden tussen een lokale berging of een berging op een andere nog te bepalen plaats in België. Hierbij zal rekening gehouden moeten worden met alle factoren die daarbij van belang zijn. Zoals de talrijke transporten die nodig zouden zijn om de grote hoeveelheden afval naar elders in het land te brengen. Of nog het feit dat het onwaarschijnlijk is dat een andere gemeente het afval wil overnemen, waarmee het geen historische band heeft of verantwoordelijkheid voor draagt. Maar de huidige voorkeur betekent zeker niet dat dit al beslist is.

Voor de radiumhoudende materialen die niet als radioactief afval beheerd zullen moeten worden en die het allergrootste volume uitmaken, wordt een lokale eindbestemming in de vorm van een saneringsberging voorgesteld. Deze materialen houden geen of een verwaarloosbaar radiologisch risico in.

Lokaal draagvlak

Om tot een lokale ondiepe berging te kunnen komen, moeten alle voorwaarden daarvoor vervuld worden. Zo moet de ondiepe berging een veilige eindbestemming vormen, zonder risico’s voor mens en milieu. Daarbovenop moet een lokale ondiepe berging ook steunen op een lokaal draagvlak. Als deze voorwaarden niet vervuld zijn, moet onderzocht worden of een oplossing elders mogelijk is. Daarbij zal uiteraard aan dezelfde voorwaarden voldaan moeten worden. De uiteindelijke keuze van een bergingslocatie zal dus pas binnen enkele jaren genomen kunnen worden. In het huidige voorstel van NIRAS is er alleen sprake van een voorkeur voor een lokale oplossing.

Hoe wordt het beleid voor het radioactieve radiumhoudende afval bepaald?

Het langetermijnbeheer van het radioactieve radiumhoudende afval valt buiten het huidige beheersysteem van NIRAS en buiten de al vastgestelde beleidsmaatregelen voor oppervlakteberging en diepe berging. Er kan dus nog geen beslissing genomen worden over de eindbestemming van dit afval. Daarvoor moet er eerst een specifiek nationaal beleid bepaald worden.

Het is de taak van NIRAS om voor elke afvalcategorie een voorstel voor een nationaal beleid te doen aan de federale regering zodat deze een beslissing kan nemen. Dat gebeurt onder andere via een ontwerpplan waarin concreet uitgelegd wordt welke beheeroplossing naar voren geschoven wordt en waarom.

Impact beoordelen

Dit ontwerpplan moet eerst onderworpen worden aan een milieueffectbeoordeling (oftewel een SEA, Strategic Environmental Assessment). Daarin wordt de mogelijke impact van het ontwerpplan op mens en milieu beoordeeld volgens een structureel wettelijk kader. Deze milieueffectbeoordeling werd opgemaakt in 2023 en 2024.

Nationale raadpleging

De volgende stap is een nationale raadpleging over zowel het ontwerpplan als de milieueffectbeoordeling. Dat gebeurt via een online bevraging vanaf 2 december 2024 tot en met 2 maart 2025. Tegelijkertijd worden ook de officiële instanties geraadpleegd (de drie gewestregeringen, de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, het Adviescomité SEA en het FANC).

Bekijk hier alle wettelijke documenten

Neem deel aan de nationale raadpleging

Voorstel aan regering

Na de raadpleging bekijkt NIRAS op basis van de reacties en adviezen of het haar ontwerpplan moet aanpassen. In de eerste helft van 2025 zal NIRAS haar finaal ontwerpplan, samen met de milieueffectbeoordeling, aan de federale regering voorleggen. Daarbij zal NIRAS ook een verklaring opstellen, die een overzicht geeft van die reacties en adviezen, en uitlegt hoe ze daarmee rekening heeft gehouden. Het is dan aan de regering om haar beleidskeuze te maken.

Rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen

Begin 2020 stelden NIRAS en het FANC een gezamenlijke visienota op die een globale aanpak voorstelt voor het beheer van de radiumhoudende materialen in Olen. Deze visienota werd datzelfde jaar voorgesteld aan Umicore en de OVAM. De vier partijen onderschrijven de visienota als de basis voor het uitwerken van een gemeenschappelijk werkprogramma in de vorm van een stappenplan.

NIRAS

NIRAS (de Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen) is verantwoordelijk voor het veilige beheer op korte en lange termijn van al het radioactieve afval in België.

NIRAS zal een voorstel van nationaal beleid voor het radioactieve radiumhoudende afval aan de federale regering overmaken. In dat kader organiseert het nu eerst een nationale raadpleging over haar voorstel van een lokale, ondiepe berging om dit afval in te bergen.

FANC

Het FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle) staat in voor de bescherming van bevolking, medewerkers en leefmilieu tegen de risico’s van ioniserende straling, via de ontwikkeling van regelgeving, inspecties op het terrein en radiologische metingen op het Belgisch grondgebied.

Het FANC heeft een regelgevend kader gecreëerd voor de sanering van radiologisch verontreinigde grond en zal gedurende het volledige sanerings- en bergingsproject waken over de veiligheid van het beheer van het radioactieve afval.

UMICORE

Umicore is een wereldspeler in materiaaltechnologie.

Umicore werkt samen met de federale en gewestelijke agentschappen (FANC, NIRAS en OVAM) om een langetermijnoplossing te vinden voor de historische radiumverontreinigingen op zijn site in Olen. In dat verband neemt Umicore haar juridische verantwoordelijkheden op voor de sanering van radioactief verontreinigde bodems en het beheer van het afval tot aan de overdracht van de verantwoordelijkheden aan NIRAS.

OVAM

De OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij) is een overheidsdienst die ervoor zorgt dat we in Vlaanderen op een doordachte en milieubewuste manier omgaan met afval, materialen en bodem.

De OVAM ziet toe op de uitvoering van de verplichtingen binnen het Bodemdecreet door Umicore. Eén van de verplichtingen is de bodemsanering van de verontreiniging met non-ferrometalen in S1 en D1.